Risicovolle belegging overtollige liquiditeiten
Natuurlijke personen die een onderneming drijven, hebben een privévermogen en een ondernemingsvermogen. De grens tussen privé en onderneming is niet altijd even scherp, waardoor nog wel eens onduidelijkheid bestaat over de invloed van een bepaalde handeling op het resultaat van de onderneming. Voor het antwoord op de vraag of een door een ondernemer verstrekte lening al dan niet tot zijn ondernemingsvermogen moet worden gerekend, is beslissend of hij die lening heeft verstrekt in de normale uitoefening van zijn onderneming. De belegging van tijdelijk overtollige liquide middelen op een zodanige wijze dat kan worden aangenomen dat de belegde middelen tijdig weer in de onderneming beschikbaar zullen zijn, heeft niet tot gevolg dat de liquide middelen zijn onttrokken aan het ondernemingsvermogen. Dat is wel het geval als het gaat om risicovolle beleggingen. De daaraan verbonden risico’s zijn een gevolg van een keuze die buiten de ondernemingssfeer ligt. Dat betekent dat de resultaten uit dergelijke beleggingen niet aan de onderneming worden toegerekend.
Een echtpaar dat in de vorm van een vennootschap onder firma een onderneming dreef, leende tijdelijk overtollige middelen van de onderneming uit aan een derde. Er werden geen zekerheden gevraagd of gesteld in verband met de vordering. Omdat sprake was van een risicovolle belegging kwam het verlies op de vordering niet ten laste van de winst.