Vestigingsplaats kasgeld-BV met buitenlandse aandeelhouder
Door een juridische splitsing gingen de bedrijfsactiviteiten van een BV over naar een nieuw opgerichte dochtervennootschap. Na de verkoop van de dochtervennootschap resteerde een BV met als bezittingen alleen liquide middelen. Omdat de aandeelhouder van de BV een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde vennootschap was, claimde de BV dat zij na de splitsing feitelijk in het Verenigd Koninkrijk was gevestigd. Op verzoek van de BV tekende de inspecteur een brief voor akkoord. Daarin werd vermeld dat de BV vanaf 1 januari 2009 werd geacht in fiscale zin in het Verenigd Koninkrijk te zijn gevestigd, op voorwaarde van liquidatie van de BV binnen afzienbare tijd. Vervolgens ontstond tussen de BV en de Belastingdienst een geschil over de aanslag vennootschapsbelasting over 2008. Bij de beoordeling van dat geschil merkte de rechtbank de door de inspecteur voor akkoord getekende brief over de vestigingsplaats van de BV aan als een vaststellingsovereenkomst.
De BV claimde dat haar feitelijke leiding direct na de splitsing in de loop van 2008 naar het Verenigd Koninkrijk was verplaatst. Dat bleek niet uit de vaststellingsovereenkomst en evenmin uit de correspondentie rond het ontstaan daarvan. De vaststellingsovereenkomst was ook niet in strijd met de wet. Gevolg was dat het hele resultaat over het jaar 2008 van de BV in Nederland was belast.