Verrekening vordering op met schuld aan BV

Een vordering die een aanmerkelijkbelanghouder heeft op zijn BV valt in het zogenaamde werkzaamheidsvermogen van box 1 van de inkomstenbelasting. De opbrengsten van de vordering zijn derhalve progressief belast. Een eventuele afwaardering van de vordering komt in beginsel ten laste van het resultaat uit werkzaamheid.

 

Een dga had zowel een vordering op als een schuld aan zijn BV. Bij de verkoop van de aandelen werden vordering en schuld gesaldeerd en werd de resterende vordering om niet overgedragen op de koper. In zijn aangifte inkomstenbelasting over het jaar van verkoop waardeerde de dga de gehele vordering op de BV af tot nihil ten laste van zijn inkomen. De inspecteur stond de afwaardering van de vordering slechts toe voor het bedrag van de vordering na verrekening met de schuld aan de BV.

 

De rechtbank was van oordeel dat door de verrekening de vordering tot het bedrag van de schuld was vervallen, zodat er een vordering overbleef ter grootte van het verschil. De afwaardering van de vordering kon daarom niet meer bedragen dan de vordering na verrekening. De dga was van mening dat vanwege het boxensysteem van de inkomstenbelasting bij de afwaardering van de vordering geen rekening gehouden hoefde te worden met de civielrechtelijke verrekening met de schuld, omdat de vordering in box 1 en de schuld in box 3 viel. Die opvatting is onjuist. Ongeacht de fiscaalrechtelijke kwalificatie van de vordering en de schuld, was door de civielrechtelijke verrekening de vordering verminderd en was de schuld teniet gegaan. Afwaardering van de vordering, zoals die was voor verrekening, ten laste van het inkomen in box 1 was dus niet aan de orde. In hoger beroep onderschreef Hof Amsterdam het oordeel van de rechtbank.

Dit is wellicht ook interessant voor u...