Tandartsen niet in dienst bij BV

Een BV dreef een tandartsenpraktijk. De beide dga’s waren als tandartsassistent werkzaam in de praktijk. Daarnaast verzorgden zij de patiëntenadministratie en de facturering. In de praktijk werkten vier tandartsen in deeltijd. Zij waren niet in loondienst bij de BV. Met de tandartsen waren afspraken gemaakt over de verdeling van de door de tandarts gerealiseerde omzet. De vergoeding voor het gebruik van de faciliteiten van de BV was begrepen in de verdeling van de omzet. De Belastingdienst was van mening dat de tandartsen in dienstbetrekking waren bij de BV en legde daarom naheffingsaanslagen loonheffingen op aan de BV.

 

Volgens het Burgerlijk Wetboek is sprake van een dienstbetrekking als aan de volgende drie elementen is voldaan:

– er is een gezagsverhouding;

– de werknemer is verplicht om persoonlijk arbeid te verrichten; en

– de werkgever is verplicht om loon te betalen.

Er bestaat een gezagsverhouding wanneer de opdrachtgever het recht heeft aanwijzingen te geven over de inhoud van de werkzaamheden en de wijze waarop zij worden uitgevoerd en de werknemer verplicht is om zich daaraan te houden.

 

Hof Amsterdam stelde vast dat de onderneming inhield het faciliteren van tandartsen bij hun beroepsuitoefening. De gemaakte werkafspraken beperkten de tandartsen niet in hun vrijheid bij de behandeling van patiënten. De tandartsen waren in hun relatie tot de BV onafhankelijk en zelfstandig. Er was geen sprake van een gezagsverhouding. Op grond van de feiten en omstandigheden was geen sprake van dienstbetrekkingen tussen de BV en de tandartsen.

Dit is wellicht ook interessant voor u...