Opheffing concurrentiebeding

Ter bescherming van de belangen van de werkgever kan een arbeidsovereenkomst een non-concurrentiebeding bevatten. Een non-concurrentiebeding verbiedt in de meeste gevallen de werknemer gedurende een zekere periode na het eindigen van de arbeidsrelatie activiteiten te verrichten waarmee in concurrentie wordt getreden met de werkgever.

 

Een arbeidsovereenkomst bevatte een non-concurrentiebeding voor een periode van twee jaar. Nadat de arbeidsovereenkomst per 1 september 2011 was geëindigd, trad de voormalige werknemer elders in dienst. Dat dienstverband eindigde per 1 oktober 2012. Per die datum kon de voormalige werknemer in dienst treden bij een directe concurrent van zijn oude werkgever. Om die reden verzocht hij zijn oude werkgever om opheffing van het non-concurrentiebeding. De oude werkgever wilde daar niet aan meewerken.

 

De werknemer startte daarop een procedure om het non-concurrentiebeding op te laten heffen. De rechter wees de vordering toe omdat van de looptijd van het non-concurrentiebeding inmiddels al 13 maanden waren verstreken. Door het tijdsverloop waren de kennis van de door de oude werkgever gehanteerde prijzen en prijscondities achterhaald. De rechter vond het belang dat de werknemer had bij het accepteren van een vaste baan groter dan het belang van de oude werkgever bij het beschermen van zijn markt.

Dit is wellicht ook interessant voor u...