Giftenaftrek voor erfgenamen
Giften die iemand doet aan een algemeen nut beogende instelling zijn onder voorwaarden aftrekbaar van het inkomen. Wanneer de schenking bestaat uit een periodieke uitkering geldt geen drempel voor aftrek van de gift.
Tot het vermogen dat iemand naliet aan haar erfgenamen behoorde de verplichting om gedurende een reeks van jaren een aantal certificaten van aandelen in een NV vrij van recht over te dragen aan een algemeen nut beogende instelling (ANBI). De erflaatster overleed begin 2002 nog voordat was voldaan aan de schenkingsverplichting over dat jaar. De erfgenamen voldeden pas in 2003 aan die verplichting. De erfgenamen claimden in hun aangiften inkomstenbelasting over 2003 aftrek van een met hun erfdeel evenredig gedeelte van de waarde van de in 2003 overgedragen certificaten en van het betaalde schenkingsrecht.
Hof Den Haag was van oordeel dat de erfgenamen recht hadden op giftenaftrek. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie van de staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het hof afgewezen.
Voor een aftrekbare gift is een waardeverschuiving uit het vermogen van de gever naar het vermogen van de begiftigde vereist. Dat moet worden beoordeeld naar de situatie op het moment waarop de schenkingsovereenkomst tot stand komt. Dat geldt ook als de schenker is overleden en de verplichtingen uit de schenkingsovereenkomst krachtens erfrecht zijn overgegaan op zijn erfgenamen. Die verplichtingen veranderen niet van aard bij de overgang op de erfgenamen. De door de erflaatster gedane schenking vrij van recht van de certificaten leidde tot een waardeverschuiving uit haar vermogen naar dat van de ANBI.