Doorschuifregeling vrijstelling BPM bestelauto

Bij de registratie van een bestelauto moet BPM worden betaald. Voor ondernemers geldt een vrijstelling van BPM voor bestelauto’s die zij voor hun onderneming gebruiken. Wanneer binnen vijf jaar na de registratie van de bestelauto niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor de vrijstelling, moet de ondernemer de BPM binnen een maand op aangifte voldoen.

Wanneer de bestelauto binnen de vijfjaarstermijn wordt overgeschreven op naam van een andere ondernemer, geldt een doorschuifregeling. Daardoor hoeft de BPM niet te worden betaald, mits nog steeds aan de voorwaarden van de vrijstelling voldaan wordt. In de administratie van de ondernemer op wiens naam het kenteken aanvankelijk was gesteld moet een zogenaamde doorschuifverklaring worden opgenomen. De ondernemer en de koper van de bestelauto verklaren daarin dat de koper voor de toepassing van BPM in de plaats treedt van de ondernemer.

 

De Belastingdienst legde aan de voormalige eigenaar van een bestelauto een naheffingsaanslag BPM op. Binnen de termijn van vijf jaar werd het kenteken van de bestelauto eerst overgeschreven op naam van de echtgenote van de ondernemer. Zij bracht de bestelauto naar een autobedrijf. Ruim een maand later werd de bestelauto overgedragen aan het autobedrijf. Weer een maand later werd de bestelauto verkocht. De naheffingsaanslag was opgelegd omdat ter zake van de overdracht van de bestelauto aan de echtgenote een doorschuifverklaring ontbrak. Door het ontbreken van een doorschuifverklaring kon de doorschuifregeling niet worden toegepast. Volgens Hof Arnhem is dat juist en heeft de inspecteur de naheffingsaanslag terecht opgelegd.

Dit is wellicht ook interessant voor u...