Bovenmatige rentevergoeding onderbedelingsvordering
De Successiewet sluit in beginsel aan bij het civiele erfrecht. In diverse gevallen wordt van het erfrecht afgeweken en wordt met ficties gewerkt. Een van de ficties heeft betrekking op de rente over onderbedelingsvorderingen. Deze vorderingen ontstaan wanneer na iemands overlijden alle goederen van zijn nalatenschap naar een van de erfgenamen gaan. Deze erfgenaam wordt daarbij overbedeeld en krijgt een schuld aan de andere erfgenamen. Doorgaans is het de langstlevende echtgenoot die wordt overbedeeld en krijgen de kinderen een vordering op hun ouder. Deze vorderingen zijn opeisbaar bij het overlijden van de langstlevende ouder. Ter voorkoming van heffing van inkomstenbelasting werd in testamenten vóór 2001 vaak een enkelvoudige rente als vergoeding overeengekomen. In sommige gevallen is uitgegaan van een enkelvoudige rente die, uitgaande van de statistische levensverwachting van de langstlevende echtgenoot, hetzelfde resultaat oplevert als 6% samengestelde rente. Dat kan leiden tot een hoog rentepercentage, afhankelijk van de statistische levensverwachting, omdat geen rente over rente wordt vergoed zoals dat bij samengestelde rente wel gebeurt. Overlijdt de langstlevende vervolgens eerder dan statistisch voorzien, dan moet een heel hoge rente vergoed worden. Met ingang van 1 januari 2010 wordt het deel van de rente dat uitgaat boven 6% samengestelde rente bij wijze van fictie als erfrechtelijke verkrijging aangemerkt.
De rechtbank erkent dat deze regeling materieel terugwerkende kracht heeft. Wanneer de eerst stervende is overleden voor 1 januari 2010 heeft een deel van de berekende rente betrekking op de periode vóór 1 januari 2010. Volgens de rechtbank heeft een hogere rente economisch bezien geen invloed op de verkrijging van de erfgenamen. Het enige gevolg zou zijn dat minder erfbelasting verschuldigd is. Dat wordt verhinderd door de fictiebepaling. Volgens de rechtbank hoefde de wetgever geen overgangsregeling te treffen bij het aanpassen van de wet.