Bijtelling auto van de zaak

Voor het privégebruik van een auto van de zaak moet een bijtelling bij het loon van de werknemer worden gedaan. De standaardbijtelling bedraagt 22% van de catalogusprijs van de auto. Voor auto's die voor 2017 zijn aangeschaft of geleaset gelden andere percentages. Lagere bijtellingen gelden gedurende 60 maanden. Daarna geldt de standaardbijtelling. Voor auto's van voor 2017 bedraagt de standaardbijtelling niet 22 maar 25%.

Bijtelling elektrische auto
De bijtelling voor een elektrische auto bedraagt 4% van de catalogusprijs. Sinds 2019 is de verlaagde bijtelling voor nieuwe auto's beperkt tot de eerste € 50.000 van de catalogusprijs en geldt voor het meerdere de reguliere bijtelling van 22%. Met ingang van 2020 gaat de bijtelling voor nieuwe elektrische auto's omhoog naar 8% over de eerste € 45.000. Per 1 januari 2021 gaat de bijtelling voor nieuwe elektrische auto's verder omhoog naar 12% over de eerste € 40.000.

Overweegt u een elektrische auto, investeer of lease dan nog in 2019 om gedurende 60 maanden het voordeel van de lagere bijtelling te hebben. Omdat de verlaagde bijtelling voor een periode van 60 maanden vanaf de datum waarop de auto op kenteken is gezet geldt, kunt u overwegen om een jonge gebruikte elektrische auto, liefst van voor 2019, aan te schaffen. Dat kan ook nog in 2020. U profiteert dan niet van de verlaagde bijtelling over de volle 60 maanden, maar slechts over de resterende maanden.

Controleer de rittenadministratie
Er hoeft geen bijtelling plaats te vinden als uw werknemer kan bewijzen dat hij op jaarbasis niet meer dan 500 km privé rijdt met de auto. Dat bewijs kan hij leveren met een sluitende rittenadministratie. U moet deze rittenadministratie controleren en bij de loonadministratie bewaren. Klopt de administratie niet, dan moet u bijtellen bij het loon van de werknemer. Ook bij gebruik van een verklaring geen privégebruik auto moet uw werknemer kunnen bewijzen dat hij op jaarbasis niet meer dan 500 km privé met de auto rijdt.

Bijtelling auto van de zaak

Krijgt een werknemer een auto van de zaak, dan speelt er direct een belangrijke vraag: wordt de auto aan hem ter beschikking gesteld? Dat zal ja zijn als de auto dagelijks tot zijn beschikking staat en  mee naar huis genomen wordt in het weekend, en nee als een medewerker even een bedrijfsauto leent om een pakketje weg te brengen. Is het antwoord op de ter beschikkingstelling positief, dan wordt daarmee dus verondersteld dat de medewerker de auto ook privé gaat gebruiken. De bewijslast hiervoor ligt overigens bij de belastinginspecteur, hij moet bewijzen dat de auto daadwerkelijk aan de werknemer ter beschikking is gesteld. Slaagt de inspecteur daarin, dan moet er een bijtelling op het loon plaatsvinden, tenzij de werknemer weer kan bewijzen dat hij niet meer dan 500 kilometer privé gereden heeft op jaarbasis.

Geschil over bijtelling privékilometers
In een procedure waarin de discussie over de bijtelling van het privégebruik van een auto centraal stond, deed zich de volgende situatie voor. De werkgever was in dit geval een BV met slechts één werknemer, de dga. De dga stelde dat de auto niet aan hem ter beschikking was gesteld, omdat hij de auto alleen zakelijk gebruikte. Het hof stemde niet in met de stelling van de dga, want volgens hen is de bewijslast van de inspecteur beperkt tot het aannemelijk maken dat een auto aan een werknemer beschikbaar is gesteld. In deze situatie had de inspecteur volledig aan zijn bewijslast voldaan. De dga kon vanuit zijn bijzondere positie als enige werknemer immers zélf de keuze maken om de auto al dan niet privé te gebruiken. Uit de opgestelde, niet sluitende rittenregistratie, bleek vervolgens ook nog eens dat de auto wel degelijk privé was gebruikt. Het resultaat? De dga in kwestie kon niet bewijzen dat hij met de auto op jaarbasis niet meer dan 500 privékilometers gereden had.

Dit is wellicht ook interessant voor u...