Aansprakelijkheid ondanks onjuiste beschikking fiscale eenheid

Ondernemers die in financieel, organisatorisch en economisch opzicht sterk verweven zijn, kunnen voor de omzetbelasting als fiscale eenheid worden aangemerkt. Een beschikking fiscale eenheid wordt door de Belastingdienst afgegeven. Eén van de gevolgen van een fiscale eenheid is de hoofdelijke aansprakelijkheid van de samenstellende delen voor omzetbelastingschulden van de eenheid. Naar aanleiding van een arrest uit 2002 van de Hoge Raad zijn dga’s gedurende enige tijd als ondernemer voor de omzetbelasting aangemerkt. In veel gevallen heeft dat geleid tot verzoeken om een beschikking fiscale eenheid tussen de dga en zijn BV. Achteraf is duidelijk geworden door rechtspraak van het Hof van Justitie EU dat een dga in het algemeen geen ondernemer is. De vraag die in een aantal procedures aan de orde is gekomen is wat daarvan de gevolgen zijn voor het bestaan van de fiscale eenheid indien er een beschikking fiscale eenheid is afgegeven. Tegen een dergelijke beschikking kan bezwaar worden gemaakt. Na het verstrijken van de bezwaartermijn staat de beschikking onherroepelijk vast. De beschikking fiscale eenheid dient volgens de Hoge Raad slechts de rechtszekerheid van de betreffende ondernemers.

 

Hof Amsterdam oordeelde in een procedure tegen de aansprakelijkstelling van een dga voor de belastingschuld van de fiscale eenheid dat de door de inspecteur genomen beschikking geen wettelijke grondslag had omdat de dga en zijn BV nooit hadden voldaan aan de voorwaarden voor een fiscale eenheid. De vraag is of het dienen van de rechtszekerheid inhoudt dat de betreffende ondernemers moeten aanvaarden dat vanaf de datum waarop de beschikking is ingegaan de heffing van omzetbelasting en de aansprakelijkheid voor omzetbelastingschulden uitsluitend worden bepaald op basis van het bestaan van een fiscale eenheid. Volgens Hof Amsterdam is dat niet het geval. De rechtszekerheid van een ondernemer wordt niet gediend als door een materieel onjuiste beschikking een aansprakelijkheid wordt gecreëerd die zonder de beschikking niet zou hebben bestaan. In het geval, waarin vaststaat dat een fiscale eenheid materieel nooit heeft bestaan, kan de ontvanger niet overgaan tot de aansprakelijkstelling van een van de betrokkenen voor ten name van de fiscale eenheid opgelegde naheffingaanslagen. Dat wordt volgens het hof niet anders door het indienen van een verzoek om een beschikking fiscale eenheid of door het niet maken van bezwaar tegen deze beschikking. Gelet op de destijds geldende jurisprudentie kon dat de dga in redelijkheid niet worden tegengeworpen.

 

De Hoge Raad oordeelt in cassatie echter anders. De bepaling in de Invorderingswet die de hoofdelijke aansprakelijkheid regelt voor de samenstellende delen van een fiscale eenheid voor de omzetbelasting verwijst naar de beschikking fiscale eenheid van de Belastingdienst. Daarnaast geldt de hoofdelijke aansprakelijkheid ook nog na het einde van een fiscale eenheid, zolang de inspecteur niet schriftelijk daarover is geïnformeerd. Volgens de Hoge Raad verschilt de situatie waarin nooit aan de materiële voorwaarden voor het bestaan van een fiscale eenheid is voldaan maar wel een beschikking is afgegeven niet wezenlijk van de situatie waarin niet meer aan de voorwaarden is voldaan maar de inspecteur nog niet op de hoogte is gesteld van de gewijzigde omstandigheden.

Dit is wellicht ook interessant voor u...